Beheren en onderhouden van leidingwaterinstallaties van bouwwerken, anders dan individuele woningen.

Beheer en onderhoud van collectieve leidingwaterinstallaties is verplicht volgens;

  • Waterleidingwet
  • Waterleidingbesluit
  • Leveringsvoorwaarden Waterleidingbedrijven (artikel 5.3)

Het onderhoud is verplicht voor alle collectieve waterinstallaties.

Het beheer van waterinstallaties geldt voor alle collectieve installaties en installaties in de risicoklassen 4 en 5. Zie Waterwerkblad 1.4G.

Voor beheer en onderhoud van leidingwaterinstallaties van bouwwerken anders dan individuele woningen.

Geldt voor;

  • Drinkwater
  • Warmwater
  • Huishoudwater
  • Natte blusleidingen
  • Droge blusleidingen

De eigenaar van de leidingwaterinstallatie kan het beheer uitbesteden aan een certificaathouder.
De certificaathouder kan kiezen voor beheer en/of onderhoud.

Een leidingwaterinstallatie kan pas in beheer genomen worden als de installatie voldoet aan de NEN 1006.

In het beheersplan;

  • Overzicht toestellen en beveiligingen
  • Controlelijst beheer
  • Controleren van voldoende doorstroming
  • Uitvoeren van onderhoud (deels uitbesteed)
  • Uitvoeren beheersmaatregelen legionellapreventie
  • Metingen waterkwaliteit
  • Reacties op klachten
  • Verrichten van reparaties
  • Bijhouden van een logboek
  • Revisietekeningen bijhouden

Inbouwkeerkleppen (EB/ED) van tapkranen, thermostatische mengkranen en toestellen moeten elke 10 jaar worden vervangen.

Uitvoering;

  • De certificaathouder stelt een beheersplan op met een decenniumkalender.
  • De certificaathouder zorgt er voor dat de revisietekeningen actueel blijven.
  • De certificaathouder controleert op lekkages en op beschadigingen. Na het repareren wordt er gereinigd volgens WB 2.4.
  • De certificaathouder controleert of de waterleidingen afdoende gekenmerkt zijn, indien nodig.
  • De certificaathouder voert de legionellabeheersmaatregelen uit.
  • De certificaathouder controleert of afsluiters gangbaar zijn.
  • De certificaathouder gaat na of spoelkranen juist werken en voldoende spoelen.
  • De certificaathouder maakt de douchekoppen en schuimstraalmondstukken schoon.
  • De certificaathouder controleert de keerkleppen.
  • De certificaathouder controleert drukverminderings- en andere regeltoestellen.
  • De certificaathouder controleert de warmtapwaterinstallatie.
  • De certificaathouder controleert de droge blusleidingen
  • De certificaathouder verricht de werkzaamheden aan de brandslanghaspels en (kenmerken van de) brandblusleidingen.
  • De certificaathouder controleert het afvoeren van ontlastwater.
  • De certificaathouder controleert de meterruimte met warmtelevering.